Over het ‘Achtste Wereldwonder’ zijn honderden boeken vol geschreven. Daar ga ik me niet mee bemoeien! Wel interessant is het misschien te weten dat Pieter Post nog voor Jacob van Campen in 1647 uitgenodigd werd om over de rol van bouwheer van het stadhuis te komen praten. Nog interessanter is het te weten wat er voor het gebouw moest wijken en hoe de omvang tot stand kwam. Toen het heien voor het nieuwe stadhuis begon had de stad het hele blok huizen tussen nieuwezijds Voorburgwal en de Dam en tussen Gasthuissteeg en Wijde Kerksteeg gekocht of onteigend. In dat blok lagen de Vogelsteeg, de Vogeldwarsstraat, de Appelmanssteeg en enkele gangen. Met de aankoop was de stad al in de 16e eeuw begonnen: het devies was alles te pakken wat er te koop werd aangeboden in de bewuste rechthoek! In 1639 werd de bouw van een nieuw stadhuis serieus behandeld in de vergaderingen van de vroedschap. Van daar af kwam het aankoopbeleid in een stroomversnelling; in korte tijd werden 65 panden aangekocht. Dat dreef de prijzen van de objecten tot grote hoogte op en alleen al die 65 hebben de stad ƒ 640.000,- gekost. De burgemeesters stelden de vroedschap gerust: rond het nieuwe stadhuis zouden de overblijvende grondstukken, door de uitstraling van het fantastische stadhuis, vermogens opbrengen. Alleen…, de plannen voor het nieuwe stadhuis werd steeds omvangrijker! In 1645 besloot men een gebouw van 45 meter breed bij 57 diep neer te zetten en het werden er uiteindelijk 80 bij 67 meter. Door al deze uitbreidingen van de plannen bleef er geen millimeter meer over om te verkopen.
De aangekochte huizen bleven zo lang mogelijk staan en werden in de tussentijd verhuurd. De eerste af braak begon rond 1645 om te kunnen heien en het laatste huis sneuvelde rond 1654. Daar kwam de stadhuisbrand van 1652 nog tussen; een groot deel van het overheidspersoneel verdween tijdelijk naar de Prinsenhof aan de Oudezijds Voorburgwal en een deel trok in de slooppanden, voor zover en zolang ze nog stonden. Wat ook moest wijken was de stadspaardenstal, die in 1612 voor de beurs van De Keyser had moeten wijken en nu opnieuw verdrongen werd naar de overkant van de burgwal. Beide kerkhoven van de Nieuwe Kerk moesten verdwijnen, het grote tegen de Nieuwezijds Voorburgwal en het kleine ‘Ellendigenkerkhof’ aan de huidige Eggertstraat. 20 Januari 1648 begon men met heien van 13659 heipalen, zonder dat duidelijk was hoe groot het gebouw nu precies zou gaan worden. Op 28 oktober werd de eerste steen voor het fundament gelegd, maar dat werd tijdens de bouw nog aangepast, bijvoorbeeld door een met tien meter toegenomen diepte. Dat kwam door de euforie na de Vrede van Münster in 1648; de bomen groeiden opeens tot in de hemel. Tijdens de bouw brak de Eerste Engelse Oorlog uit (van 29 mei 1652 tot 8 mei 1654) die weer een domper op de vreugde zette. De voorgenomen tweede verdieping werd voor een groot deel wegbezuinigd, tot ontsteltenis van bouwmeester Van Campen die verder voor de eer bedankte. Dat werd snel herroepen, zoals we nog steeds kunnen waarnemen, maar een deel van het bouwmateriaal was intussen verkwanseld aan de Regulierswaag.
(zie voor details: www.theobakker.net/pdf/reguliersplein.pdf ) Zodra er op een deel van de nieuwbouw een dak geplaatst werd (1655) trokken de burgemeesters met hun staf in het nieuwe gebouw, dat nog niet voor de helft klaar was. Dat nam, inclusief alle kunstwerken en decoraties, nog tien jaar in beslag.
De straten naast het stadhuis werden breder dan de stegen voordien. Bij het plannen maken schommelde de breedte van de straten net zo hevig als de omvang van het stadhuis. De Gasthuissteeg hield zijn naam en met net 20 voet aan de Dam minimaal breder dan voorheen. Aan de Nieuwezijds Voorburgwal werd hij wel flink breder, omdat het stadhuis niet meer de richting van de Gasthuissteeg volgde. Na een verbreding door de wijziging van de rooilijn bij de Kalverstraat (bouw Grote Club) werd de steeg in 1875 Paleisstraat. Aan de noordkant werd de Wijde Kerksteeg tot Mozes en Aäronstraat, eerst nog met bescheiden breedte maar door de sloop in 1908 van de muurhuizen tegen de Nieuwe Kerk kon de straat zijn huidige breedte krijgen. Naar verluidt staat Mozes voor de wereldlijke macht en Aäron voor de kerkelijke, wat de symboliek van het wereldse stadhuis naast de grootse kerk onderstreepte. Maar Aäron moest vooral zijn plaats weten; God had hem immers als helper en woordvoerder van zijn jongere broer Mozes aangesteld?!
Nu brak een lange tijd van betrekkelijke rust aan. De Dam had zijn vorm gevonden. In 1669 werden nog een aantal markten van het plein verdreven naar het Reguliersplein. Verder was het consolideren en genieten van het aanzien dat het nieuwe stadhuis internationaal genoot. Eén ‘cultuurschok’ moet nog gemeld worden. In 1720 was de stedelijke schatkist zo leeg dat het bestuur het nodig vond gebouwen en landerijen te gelden te maken. Daartoe behoorde alles dat zich buiten de stad in de stadsvrijheid bevond en dat heeft men duur moeten bekopen. Toen in de 19e eeuw staduitbreiding nodig werd moest men de grond weer terugkopen voor een veelvoud van wat het opgebracht had. Maar dat terzijde; ook op de Dam werden een aantal panden, die altijd verhuurd waren geweest, verkocht. Ze gingen voor een krats over in handen van bestuurders en hoge ambtenaren, die ze later voor hoge bedragen weer terug verkochten toen de stad zijn vergissing inzag en weer zeggenschap over de Dam wilde terugwinnen.
Het consolideren ging niet zonder slag of stoot! In 1773 werd de technische staat van het Huis onder ’t Zeil onhoudbaar. De gevels van het pand dat in 1599 gebouwd was waren bouwvallig. Toen het werk in 1775 klaar was stond er een bijna nieuw en veel groter gebouw voor in de plaats. De bestemming bleef voorlopig wel gelijk; er waren nog steeds enkele tapperijen aanwezig maar het ‘terras’ buiten verdween. In de Franse tijd betrok de stadscommandant het gebouw, die er ook onder koning Willem I tot 1869 bleef huizen. Maar nu lopen we te hard van stapel…
In datzelfde jaar 1775 bleken aan de waag ingrijpende reparaties nodig. Het werd nog rigoureuzer aangepakt; er werd een totaal nieuwe opgang gemaakt, het dak ging er af en een veel lager kwam ervoor terug. Ook hier leek het weer of er een totaal nieuw gebouw stond, maar anders dan bij het Huis onder ’t Zeil was de vernieuwde waag een teleurstelling. Het stadsbestuur had er nog voor gezorgd dat een aantal fraaie fragmenten van het oude gebouw bewaard werden, zoals de fraaie windwijzers, maar niemand heeft ze ooit aan een ander gebouw teruggezien.
Alle uitgaven aan de waag bleken in het water gegooid; toen Nederland in 1806 een koninkrijk onder Lodewijk Napoleon werd betrok de koning het Amsterdamse stadhuis en zorgde ervoor dat de waag uit zijn blikveld verdween. Hij wilde eigenlijk ook het Huis onder ’t Zeil gesloopt zien, tot men hem aan zijn verstand bracht dat dan de vismarkt en de miserabele achterkanten van de huizen in de Warmoesstraat in zicht kwamen. Aan een verhuizing van de vismarkt kon de koning maar beter niet denken! Voor het gemis van de waag en de verplaatsing van de activiteiten naar de vleeshal op de Westermarkt kreeg de stad een vergoeding van ƒ 17.000,- en de sloopmaterialen brachten nog eens ƒ 3600,- op. Een belangrijke wijziging aan het stadhuis zelf was het aanbrengen van een balkon boven de hoofdingang. Kon de bevolking zijn koning toejuichen…
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.
Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.
Foto's of andere informatie vande panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.